Geschiedenis van de Lichtwerkers I
 


Pamela channelt Jeshua (voor meer info over Jeshua zie Inleiding en Wie is Jeshua)

De kosmische oorsprong

Lichtwerkers zijn zielen die een sterk verlangen ervaren om licht (liefde, inzicht, vrijheid) te verspreiden op aarde. Zij beschouwen dit als hun roeping. Lichtwerkers voelen zich van nature sterk aangetrokken tot spiritualiteit en tot een vorm van hulpverlening.

Krachtens deze innerlijk gevoelde roeping ervaren lichtwerkers vaak dat zij anders zijn dan anderen. Het leven daagt hen door allerlei obstakels uit hun eigen, individuele vorm te vinden. Lichtwerkers zijn of worden bijna altijd solisten, die niet passen in vaste maatschappelijke structuren.

Het begrip ‘lichtwerker’ kan misverstanden oproepen, omdat het een bepaalde groep zielen onderscheidt van de rest. Het kan aanleiding geven tot het misverstand dat deze groep zielen op één of andere manier superieur is aan anderen, degenen die ‘niet voor het licht werken’. Deze gedachtelijn is misplaatst en geheel in strijd met het wezen van lichtwerk. Laten we kort aanstippen waarom.

Ten eerste zijn superioriteitsclaims, hoe subtiel ook, erg onverlicht. Het gevoel dat je beter of verder bent, weerhoudt je ervan te groeien naar een open en liefhebbend bewustzijn. Ten tweede zijn lichtwerkers niet ‘beter’ of ‘hoger’ dan wie dan ook. Zij hebben wel een andere achtergrond dan degenen die niet tot deze groep behoren. Het gaat hier om een bepaalde geschiedenis, die we verderop zullen bespreken, en die ertoe heeft geleid dat zij over bepaalde psychologische kenmerken beschikken die hen als groep onderscheiden. Ten derde wordt elke ziel op een gegeven moment in z’n ontwikkeling een lichtwerker, dus de term ‘lichtwerker’ is niet van toepassing op een beperkte groep zielen.

De reden dat we het begrip ‘lichtwerker’ gebruiken, ondanks de misplaatste associaties die het kan oproepen, is dat het herinneringen in je losmaakt die je weer doen beseffen wie je bent. Het is een woord dat iets oproept in je, iets dat zuiver en waarachtig is. En er is ook een praktisch aspect, want deze term is jullie allen bekend en ze wordt regelmatig gebezigd in de spirituele literatuur.

Kenmerken van lichtwerkers

Lichtwerkers dragen de potentie in zich van een snellere spirituele ontwikkeling dan de gemiddelde mens op aarde. Er broeden als het ware kiemen in hen, die de belofte in zich hebben van een krachtig en snel ontwaken. Hierdoor kunnen zij een innerlijk spoor volgen, dat voor hun naasten soms onnavolgbaar is.

Dit is niet zo omdat zij betere of hogere zielen zijn; het is een gevolg van het feit dat zij vertrekken van een ander uitgangspunt. Lichtwerkers zijn ouder dan de meeste zielen die momenteel op aarde geïncarneerd zijn. Dit ouder zijn moet je liever niet opvatten in termen van tijd, maar meer in termen van ervaring.

Lichtwerkers beschikken al over een bepaalde graad van bewustwording, vóórdat zij op aarde incarneren en met hun missie van start gaan. Zij dompelen zich bewust onder in het rad van karma en alle vormen van verwarring en illusie die daarmee gepaard gaan. Zij doen dit om de ervaring van het op aarde zijn ten volle te leren begrijpen. Alleen op die manier kunnen zij hun werk gaan doen. Alleen door zelf alle stadia van onwetendheid te doorleven en van zich af te werpen, kunnen zij uiteindelijk anderen van dienst zijn in het bereiken van zelfliefde, innerlijke rust en waarachtig geluk.

Waarom doen lichtwerkers dit voor de mensheid en lopen zij daarbij het risico voor lange tijd zelf ten onder te gaan in de zwaarte en de massieve illusies van de aardesfeer? Dit is een vraag die we hieronder uitgebreid zullen behandelen. Het heeft te maken met hun galactisch karma. Lichtwerkers stonden aan de vooravond van de geboorte van de mensheid. Zij waren medescheppers van de mens in zijn huidige vorm. In dit scheppingsproces hebben zij keuzes gemaakt en handelwijzen gevolgd, die zij later diep betreurden en wilden rechtzetten.

Voordat wij hierop dieper ingaan, zullen we eerst een opsomming geven van karaktertrekken die lichtwerkers onderscheiden van andere mensen. Deze karaktertrekken zijn op zich genomen niet uniek voor lichtwerkers, en niet alle lichtwerkers zullen zich in al deze kenmerken herkennen. We willen slechts een beeld schetsen, of zo je wilt een sfeer, zodat het type van de lichtwerker duidelijker uit de verf komt. Uiterlijke gedragingen zijn daarbij van minder belang dan de innerlijke motivatie. Wat je van binnen voelt, is doorslaggevend.

Kenmerken van lichtwerkers

-

Ze voelen zich van jongs af aan anders, en vaak ook buitengesloten, eenzaam en onbegrepen. Als ze ouder zijn, worden ze vaak (noodgedwongen) individualisten die hun eigen, niet gebaande paden moeten vinden.
 

-

Vaak kunnen ze binnen bestaande organisatiestructuren en banen hun draai niet vinden. Lichtwerkers hebben van nature een anti-autoritair temperament: zij verzetten zich tegen waarden of regels die louter gebaseerd zijn op macht of hiërarchie. Deze anti-autoritaire trek is sterk aanwezig ook al zijn ze nog zo timide en bescheiden. Het is dan ook verbonden met het wezen van hun roeping.
 

-

Ze voelen zich aangetrokken tot een vorm van hulpverlening, bijvoorbeeld een beroep als therapeut, arts of onderwijzer. Ook al ligt hun werk of beroep op een ander terrein, de drang tot hulpverlening is innerlijk duidelijk aanwezig.
 

-

Ze hebben een spiritueel levensbesef en dragen bewuste of onbewuste herinneringen met zich mee aan de niet-aardse lichtsferen waaruit ze komen. Ze kunnen heimwee daarnaar voelen, zich een vreemde voelen in de aardse werkelijkheid.
 

-

Ze hebben een natuurlijk respect voor het leven, dat zich vertaalt in liefde voor dieren en zorg voor het milieu. De agressie die er is ten opzichte van het dieren- en plantenrijk op aarde stemt hen droevig en kan hen zeer diep raken.
 

-

Ze zijn zachtmoedig, gevoelig en invoelend. Ze kunnen moeite hebben met het omgaan met agressie en het opkomen voor zichzelf. Kunnen dromerig of zweverig of zeer idealistisch zijn, en onvoldoende geaard. Omdat ze gemakkelijk (negatieve) emoties van anderen oppikken, is het belangrijk voor hen dat ze zich regelmatig kunnen terugtrekken, zodat ze het contact met zichzelf kunnen herstellen.
 

-

Ze hebben vele levens geleefd op aarde die in het teken stonden van spiritualiteit en godsdienst. Ze waren rijkelijk vertegenwoordigd in de talrijke religieuze ordes van jullie verleden, als monnik, non, kluizenaar, heks, sjamaan, medicijnvrouw of priester(es). Binnen wereldse gemeenschappen waren zij degenen die de brug sloegen tussen de aardse wereld en de wereld aan gene zijde. Zij werden hierom vaak afgewezen en vervolgd. Velen van jullie zijn op de brandstapel geëindigd om de vermogens die jullie bezaten. De trauma’s van vervolging hebben in jullie ziel diepe sporen achter gelaten.

Valkuilen voor lichtwerkers

Lichtwerkers kunnen in precies dezelfde stadia van onwetendheid of illusie verkeren als alle andere mensen. Weliswaar beschikken zij over een andere uitgangspositie en geeft hen dat een potentie tot snellere bewustwording, maar deze potentie kan door vele factoren worden geblokkeerd.

Eén van de redenen hiervoor is dat juist lichtwerkers een vrij zware karmische last op hun schouders hebben genomen, waardoor zij gedurende lange tijd het spoor bijster kunnen zijn. Deze zware karmische last heeft te maken met beslissingen die zij in het verleden hebben genomen ten aanzien van de mens en die zij ongedaan willen maken door hier op aarde te herstellen wat zij kapot hebben gemaakt. (Zie volgende paragraaf) Alle lichtwerkers die nu leven zijn bezig heel oude misvattingen en wonden in hun ziel te helen. Dit kan ervoor zorgen dat zij tot op de bodem moeten gaan, voordat zij het licht zien.

Als lichtwerkers hun persoonlijke helingsproces grotendeels hebben voltooid, en zichzelf hebben teruggevonden als het lichtwezen dat ze zijn, kunnen ze anderen begeleiden bij het vinden van hun ware, liefdevolle zelf. Maar het hervinden van het ware zelf is een proces dat zij eerst in zichzelf moeten doormaken. Dit vergt in het algemeen een groot doorzettingsvermogen en innerlijke vastbeslotenheid.

Door de oordelen en normen die hen door opvoeding en maatschappij werden bijgebracht, zijn vele lichtwerkers zelf ook het spoor bijster geraakt en bevinden ze zich in een toestand van zelfontkenning, ernstige zelftwijfel en soms ook hopeloosheid en depressie. Dit omdat zij zich niet kunnen aanpassen aan de bestaande orde en zichzelf daarom veroordelen. Zij onderwaarderen zichzelf, hun eigen lichtkern, en moeten leren die te waarderen en koesteren, onafhankelijk van de waardering en erkenning van de buitenwereld. Wanneer zij werkelijk vertrouwen op hun intuïtie en gaan leven volgens hun innerlijke weten, zullen zij zich bevrijden en tot werkelijke zelfexpressie komen. Een deel van die zelfexpressie zal bestaan in het bevorderen van spirituele groeiprocessen in de wereld om hen heen.

De ontwikkeling van het zieleleven op aarde

Lichtwerkers zijn zielen die ver voor de geboorte van de aarde en de mensheid tot bewustzijn kwamen.

Zielen komen in golven tot bewustzijn. Zielen zijn in bepaalde zin eeuwig, in een andere zin niet. Hoewel de energie in een ziel deel uitmaakt van de ene goddelijke substantie en in die zin eeuwig is, kan je toch zeggen dat een ziel op een bepaald moment geboren wordt, namelijk wanneer er een elementaire vorm van ik-bewustzijn optreedt.

Er is sprake van een ik-bewustzijn als een energie zich gaat afbakenen ten opzichte van andere energieën. Het is heel moeilijk aan te geven waarom het bewustzijn van ‘ik’ en ‘ander’ op een gegeven moment optreedt.

Stel je een oceaan voor, een enorm geheel van in elkaar overvloeiende energieën. Stel je voor dat er eerst een diffuus bewustzijn heerst, gelijkmatig verdeeld over de oceaan. Na verloop van ‘tijd’ ontstaat er reliëf: op de ene plaats is er een hogere concentratie van bewustzijn dan op de andere. Deze differentiatie neemt toe, en stel je voor dat temidden van het water opeens transparante vormen ontstaan, die zich zelfstandig voortbewegen en zich hebben afgebakend van de rest van de oceaan.

Deze vormen bevatten een kern van bewustzijn, die een hogere concentratie had dan haar omgevingsenergie. Er was een verschil met de omgeving. Het meer geconcentreerde geheel van energieën ging op gegeven moment de energieën in ‘zijn’ conglomeraat als eigen herkennen, terwijl het andere energieën ging ervaren als ‘buiten’ of ‘niet-eigen’. Dit is de geboorte van een rudimentair ik-bewustzijn of zelfbewustzijn.

Waardoor nam de concentratie in bepaalde delen van de oceaan meer toe dan in andere? Dat is lastig uit te leggen. Kun je voelen dat er wel iets heel natuurlijks in dit proces zit? Als je zaadjes uitstrooit op een lapje grond, groeien ook niet alle plantjes even snel of even ver uit. Je gaat al snel reliëf zien in de wijze van groei en bloei. De voedingsbodem draagt op de ene plek meer vrucht dan de andere. De goddelijke energie (de energie van de gehele oceaan) zoekt op intuïtieve wijze naar de meest optimale groeiomstandigheden.

Tijdens de vorming van individuele energieconcentraties in ‘de oceaan’ (Godsubstantie) zijn er krachten die (schijnbaar) van buitenaf inwerken op de oceaan. Je kunt het zien als lichtstralen, of, in onze vorige analogie verdergaand, zonnestralen die het lapje aarde verwarmen en tot leven brengen. Deze stralen vormen de kracht van de goddelijke inspiratie. Je kunt deze ook het mannelijke aspect van de goddelijke energie noemen, terwijl de oceaan het ontvankelijke, vrouwelijke aspect vertegenwoordigt. De mannelijke energie stimuleert de differentiatie en afscheiding in individuele bewustzijnseenheden.

De oceaan en de lichtstralen tezamen vormen een wezen of entiteit die je een aartsengel kan noemen. Het is een archetypische energie met zowel een mannelijk als een vrouwelijk aspect. En het is een engelenergie, in die zin dat ze heel dicht staat bij de oerbron, het zuivere, pure zijn. We zullen in het laatste hoofdstuk van dit deel  dieper ingaan op het begrip aartsengel.

Nadat de ziel is geboren als een individuele bewustzijnseenheid, verlaat zij geleidelijk aan het oceanische bewustzijn dat haar thuis is geweest. Zij wordt zich er steeds meer van bewust dat ze op zichzelf staat als aparte eenheid. Er ontstaat voor het eerst een gevoel van verlies of tekort in haar. Zij voelt een bepaald gemis, alsof zij graag ergens toe zou willen behoren. Dit is het gemis van de bewustzijnstoestand die voorafging aan haar geboorte, een halfbewuste, extatische eenheidsroes, die zij zich vaag herinnert. Het vertegenwoordigde een toestand van volledige geborgenheid en vloeibaarheid.

Met deze herinnering ‘in haar achterhoofd’, gaat de ziel op reis. Kenmerkend voor een pasgeboren ziel is dat zij de innerlijke drang voelt te onderzoeken en te ervaren. Dit was wat er ontbrak in de eenheidstoestand. Er was toen geen reden om op zoek te gaan. De ziel is nu in staat alles vrijelijk te onderzoeken. Ze is vrij om langs alle mogelijke manieren haar heelheid terug te vinden.

Hoe de ziel exploreert en ervaring opdoet is jullie in wezen wel bekend. Jullie ervaren het zelf in jullie eigen leven en je kunt je misschien voorstellen dat er talloze vormen, werelden en dimensies zijn waarin je als ziel tijdelijk je intrek kunt nemen om te ervaren hoe het daar is. De aarde is één mogelijk exploratieterrein.

Lichtwerkerzielen hebben voor hun eerste incarnatie op aarde al vele levens geleid in andere dimensies of realiteiten. Dit in tegenstelling tot ‘aardezielen’, zoals we ze hier even zullen noemen. Aardezielen zijn zielen die in een relatief vroeg stadium van hun ontwikkeling incarneerden in aardse lichamen. Zij startten hun cyclus van levens op aarde in hun jeugd, zogezegd. Lichtwerkers kwamen op aarde toen zij al ‘volwassenen’ waren (zie volgende paragrafen voor extra toelichting). Zij hadden toen al vele ervaringen opgedaan en de relatie die zij hadden ten opzichte van de aardezielen was er één die lijkt op de ouder-kind relatie.

De ontwikkeling van het zieleleven op aarde

De biologische ontwikkeling van het leven op aarde (de evolutie van het leven) is diep verbonden met de spirituele ontwikkeling en zelfexpressie van de aardezielen. Hoewel geen enkele ziel gebonden is aan één bepaalde planeet, kun je toch zeggen dat de aardezielen de oorspronkelijke bewoners zijn van planeet aarde. Dit is omdat zij een groot deel van hun ontwikkeling hier op aarde vorm hebben gegeven. Hun bewustzijnsgroei valt samen met de ontwikkeling van de diverse levensvormen op aarde. Lichtwerkers zijn van oorsprong geen aardezielen.

De aardezielen verkeerden in het beginstadium van hun ontwikkeling, toen zij voor het eerst op aarde incarneerden. Nadat zij werden geboren als transparante bewustzijnsvormen met een rudimentair ik-bewustzijn, incarneerden zij in de materiële vorm die het beste bij hun bewustzijn paste: het ééncellige wezen. Naarmate deze zielen zich verder ontwikkelden, ervaringen opdeden en die integreerden in hun bewustzijn, hadden zij behoefte aan complexere fysieke uitdrukkingsvormen. Zo ontstonden er complexere organismen op de aarde, die voldeden aan de innerlijke verlangens van deze zielen. Zelfs in deze rudimentaire vorm zie je dus dat bewustzijn scheppend is. Vanuit een innerlijk gevoelde behoefte creëert bewustzijn vormen in de fysieke wereld, die het helpen zichzelf te ervaren en uit te drukken.

De wezenlijke dynamiek achter het proces van evolutie – de ontwikkeling van het leven naar steeds complexere organismen – ligt dus op bewustzijnsniveau. De evolutietheorie zoals die door Darwin is geformuleerd, geeft een correcte weergave van de ontwikkeling van die fysieke vormen, maar biedt geen plaats aan de wezenlijke motor achter de evolutie van deze vormen. Die ligt op bewustzijnsniveau. Achter elke ontwikkeling op materieel niveau ligt een bewustzijnsverandering ten grondslag.

De vorming van nieuwe organismen en het bewonen ervan door zielen is één groot bewustzijnsexperiment. Daarin ligt niet vast dat de evolutie een bepaalde lijn volgt. Noch stond van te voren vast welke vormen precies geschapen zouden worden. Bewustzijn is vrij en experimenteel en vooral ook avontuurlijk. Er is geen God achter de schermen die alles dirigeert en alles al weet. God is zelf bezig zich te ontwikkelen en – net als jullie – bezig steeds nieuwe aspecten in zichzelf te ontdekken.

De meeste zielen die voor het eerst op aarde incarneerden, verkeerden in het beginstadium van hun ontwikkeling. De gang van een elementair ik-bewustzijn, dat we beschreven als de geboorte van de ziel, naar een bewust individueel en scheppend bewustzijn zoals jullie dat zijn, is een buitengewoon lang proces (in jullie termen). Je kunt het op een bepaalde manier vergelijken met de ontwikkeling van een eencellig organisme tot de mens. Deze vergelijking is in meerdere opzichten toepasselijk. Niet alleen om de enormiteit van het proces te illustreren, maar ook omdat er een parallel is tussen de ontwikkeling van de ziel en de ontwikkeling van fysieke uitdrukkingsvormen. De ontwikkeling van (materiële) vormen houdt gelijke tred met de ontwikkeling (collectief) van de ziel. Naarmate de ziel in haar uitingen complexer wordt, krijgt zij behoefte aan rijkere uitdrukkingsmogelijkheden. Een eencellig organisme volstaat dan niet meer. De materiële vorm en de innerlijke ontwikkeling gaan dus hand in hand en werken steeds op elkaar in.

Dit wil niet zeggen dat de aardezielen geïncarneerd zijn geweest in alle dierlijke vormen voordat ze als mens ten tonele verschenen. Het ontwikkelingsproces van de ziel is niet zo gestructureerd als jullie vaak denken. Het is veel grilliger en avontuurlijker dan jullie vermoeden. Jullie hebben zelf de hand in wat jullie ervaren. Er is geen God die je iets voorschrijft. Dus als je plotseling zin hebt om te ervaren wat het betekent om als aap te leven, kan je zomaar in een apenlichaam terechtkomen, bij je geboorte of als tijdelijke bezoeker.

Jullie proberen als zielen van alles uit; je hebt die drang tot exploratie van je geboorte af meegekregen. Sommige zielen specialiseren zich al gauw in het leven in bepaalde vormen. Anderen proberen van alles uit; de generalisten zou je die kunnen noemen. Al in een vroeg stadium van de ziele-ontwikkeling tekent zich een bepaalde individualiteit en uniciteit af in een ziel. Er zijn bepaalde belangstellingen of voorkeuren in elke ziel aanwezig, die haar onderscheiden van andere zielen. Gemeenschappelijk voor alle zielen is, dat zij op hun weg steeds meer ervaring opdoen, en dat zij geleidelijk aan vormen (lichamen) nodig hebben die daaraan tegemoet komen. Lichamen, die over voldoende complexiteit beschikken qua zintuiglijke en fysieke vermogens om uit te drukken wat er innerlijk leeft in dat bewustzijn.

Binnen dit grote experiment van levensvormen, was de komst van de mens een nieuwe stap in de ontwikkeling van het zielebewustzijn op aarde. Voordat we hierop dieper ingaan, zullen we eerst het begrip ‘zieleleeftijd’ toelichten en daarin enkele fasen onderscheiden.

De groei van de ziel: jeugd, volwassenheid en ouderdom

Als we de ontwikkeling van het zielebewustzijn bekijken vanaf haar geboorte als individu, zijn er grofweg drie leeftijdsfasen te onderscheiden. Deze fasen treden op, onafhankelijk van de specifieke incarnatievormen die een ziel uitkiest (op aarde leven of ergens anders). De leeftijdsfasen zijn:

- jeugd: de fase van onschuld (paradijs)

- volwassenheid: de fase van het ego (‘zonde’)

- ouderdom: de fase van ‘tweede onschuld’ (verlichting)

Nadat zielen geboren worden als individuele bewustzijnseenheden, verlaten zij de oceanische eenheidstoestand en nemen daarvan de herinnering mee aan totale liefde en geborgenheid. Zij gaan dan op pad om hun nieuwe realiteit ten volle te verkennen. Zij worden zich langzamerhand meer bewust van zichzelf en hun uniciteit ten opzichte van hun medereizigers. In dit stadium zijn de zielen zeer gevoelig en ontvankelijk, zoals een jong kind dat de wereld open tegemoet treedt, vol onschuld en nieuwsgierigheid.

Dit stadium zou je paradijselijk kunnen noemen, omdat de ervaring van eenheid en veiligheid nog vers in het geheugen ligt van de net geboren zielen. Ze zijn nog niet ver van huis; zij twijfelen nog niet aan hun goddelijke herkomst, hun vanzelfsprekend recht om te zijn die ze zijn.

Als zij hun reis vervolgen, verbleekt de herinnering aan thuis, terwijl de zielen allerlei ervaringen opdoen. In de kindertijd is alles nieuw en wordt alles onkritisch geabsorbeerd. Er treedt een nieuwe fase op, zodra de jonge ziel zichzelf gaat ervaren als het centrum van zijn wereld. Ze gaat zich dan werkelijk bewust worden van de tegenstelling ‘ik’ en ‘de ander’. Ze gaat experimenteren met manieren waarop zij als ‘ik’ haar omgeving kan beïnvloeden.

Het hele idee dat je iets kunt doen wat echt alleen van jou uit komt, is nieuw. Voorheen was er niet veel meer dan een passief in je opnemen van wat er op je afkomt (aan ervaringen). Nu groeit er een besef in de ziel van haar eigen invloed en macht, haar vermogen om dingen naar haar eigen hand te zetten. Dit is het begin van de fase van het ego.

Het ego is oorspronkelijk niets anders dan het vermogen om je wil te gebruiken om de buitenwereld te beïnvloeden. De oorspronkelijke rol van het ego is geen andere dan het in staat stellen van de ziel om zichzelf als afgescheiden, aparte eenheid te ervaren. Dit is een natuurlijke en positieve ontwikkeling van het zielebewustzijn. Er is niets intrinsiek slecht aan het ego.

Wel is het zo dat het ego ernaar neigt zich uit te breiden en zelfs agressieve vormen aan te nemen. Toen de jeugdige ziel ontdekte dat zij het vermogen had haar omgeving te beïnvloeden, werd zij verliefd op het ego. Diep van binnen zit er een pijn in de groeiende ziel. Er zit een herinnering aan thuis die aanvoelt als de herinnering aan een verloren paradijs. Het ego lijkt in zich de belofte te dragen van een antwoord op die pijn, dat heimwee. Het ego belooft je dat je greep krijgt op de dingen. Het ego vergiftigt de jonge ziel met de illusie van macht.

Als er ooit een zondeval was, dan was het dit: het jonge zielebewustzijn dat bevangen raakte door de mogelijkheden van het ego, door de belofte van macht. Het doel van de geboorte als individuele zielen was echter om alles te ervaren en te onderzoeken, het paradijs zowel als de hel, onschuld zowel als ‘zonde’. In die zin was er dus geen ‘val uit het paradijs’, geen ‘zondeval’ en geen ‘foute keuze’. Jij draagt geen schuld, tenzij je dat zelf gelooft.

Als de jonge ziel volwassen wordt, treedt er een verschuiving op naar een ‘ik-gecentreerde’ manier van kijken en ervaren. De illusie van macht bevordert het onderscheid tussen zielen, in plaats van de eenheid of verbondenheid tussen hen. Hierdoor ontstaat er een zekere eenzaamheid en vervreemding in de ziel. Hoewel ze zich hiervan niet geheel bewust is, wordt de ziel een vechter, een strijder om macht. Macht lijkt in die fase het enige te zijn dat de ziel geruststelt – voor even.

Wij hebben hierboven een derde leeftijdsfase onderscheiden in de ontwikkeling van het zielebewustzijn: de ouderdom, de periode van verlichting of ‘tweede onschuld’. Over deze fase en met name de overgang van volwassenheid naar ouderdom, zullen wij uitgebreid spreken in hoofdstuk 3 (Van ego naar hart). We zullen nu terugkeren naar ons verhaal over de ontwikkeling van de aardezielen. Het verschijnen van de mens op aarde hangt sterk samen met de groei naar volwassenheid van de aardezielen, en hun kennismaking met de energie van het ego.


Het ontstaan van de mens op aarde en de aardeziel ontwikkelt haar ego 

De fase waarin de aardezielen zich uitdrukten in het planten- en dierenrijk, viel samen met hun jeugd of fase van onschuld. In dit stadium stond het leven op aarde (het planten- en dierenrijk) onder de hoede van etherische, engelachtige wezens, die je ook deva’s kunt noemen. Hun engelachtige energie zorgde ervoor dat het leven optimaal groeide en bloeide, in de grootst mogelijke harmonie. De etherlichamen van de levende wezens waren ontvankelijk voor de hoedende, moederlijke energie van het engelen/devarijk. Innerlijk voelden zij geen aanvechting om zich los te maken, het anders te willen doen, hun eigen weg te gaan. Er was een groot gevoel van eenheid en harmonie tussen alle levende wezens.

Het ontstaan van de mensaap vormde een belangrijke wending in de ontwikkeling van het bewustzijn op aarde. Doordat de mensaap rechtop liep en meer hersencapaciteit ontwikkelde, kreeg het zielebewustzijn dat erin woonde meer greep of zijn omgeving. Het bewustzijn dat incarneerde in de mensapen, kreeg ervaring met controle en sturing van de omgeving. Het begon zijn eigen kracht en macht te ontdekken en daarmee de vrije wil.

Het incarneren in een menselijk lichaam vertegenwoordigde een breuk met het dierlijk bewustzijn. Die breuk was gelegen in het voor het eerst optreden van de vrije wil. In de mensaap was het besef aanwezig van een veel groter handelingsbereik dan van het dier. Door middel van zijn denken kon de mensaap zijn omgeving meer controleren dan het dier en werd zijn belevingswereld ook anders en groter dan die van het dier. In de mensaap groeide het besef dat hij keuzes kon maken. Dit gaf hem een gevoel van macht.

Met de komst van vrije wil en keuze in het bewustzijn van de aardezielen, kwam ook het ego tot leven, het krachtcentrum dat gecentreerd is rond de wil. Deze ontwikkeling was er niet zomaar, toevallig. Het was het antwoord op een innerlijke behoefte die was ontwaakt in de aardezielen: een verlangen om individualiteit op een dieper niveau te ervaren. Naarmate het ego duidelijker vorm aanneemt, komt er een scherper besef van ‘ik’ tegenover ‘de ander’, en dus ook: mijn belang tegenover jouw belang. Het individu maakte zich los van de vanzelfsprekende eenheid, de natuurlijke orde van geven en nemen, om uit te zoeken wat de andere mogelijkheden waren. Dit was het ‘einde van het paradijs’ op aarde, maar we vragen jullie dit niet als een tragische gebeurtenis te zien maar als een natuurlijk proces (zoals de wisseling van de jaargetijden). Het was een natuurlijke ontwikkeling, met als uiteindelijk (spiritueel) doel dat er een balans gevonden zou worden tussen eenheid (goddelijkheid) en individualiteit.

Toen het bewustzijn van de aardezielen de egofase inging en begon te onderzoeken wat menszijn inhoudt, trokken de engelachtige deva-energieën zich langzamerhand terug. De overvloedige aanwezigheid en hoedende leiding van het engelen- en devarijk was niet meer vanzelfsprekend. Het ligt in de aard van deze rijken dat zij nooit hun wil opleggen en hun invloed alleen dáár laten gelden waar er openheid is voor hun energie. De energieën van engelen en deva’s zullen nooit iets of iemand hun wil opleggen en zullen meteen wijken wanneer zij niet welkom zijn. Het egobewustzijn kreeg dus vrij spel en de aardezielen raakten bekend met de kicks en de tegenslagen van het streven naar macht. Dit alles had ook invloed op de dieren- en plantenrijken. De zich ontwikkelende energieën van machtsstrijd en concurrentie werden gedeeltelijk geabsorbeerd door die niet-menselijke rijken en dat creëerde een chaotische, agressieve impuls in hen. Deze is nu nog werkzaam.

Met de opkomst van het menselijk ego, kwam er een einde aan de beschermde status van het leven op aarde. De aardezielen stonden nu open voor allerlei invloeden van buiten, niet alleen meer die van de engelen- en devarijken, maar ook die van allerlei galactische ofwel buitenaardse rijken. Deze zouden een grote invloed gaan uitoefenen op het zich ontwikkelende leven op aarde.

Galactische invloeden op mens en aarde

Met galactische of buitenaardse rijken doelen wij op zielegroepen die verbonden zijn met bepaalde sterren- en planetenstelsels in jullie universum, maar niet noodzakelijkerwijs op het jullie bekende materiële niveau. De galactische groepen of gemeenschappen waar wij nu naar verwijzen, existeerden over het algemeen op een minder ‘dicht’ niveau, in een minder sterk gematerialiseerde wereld dan die van jullie aarde. Deze rijken of beschavingen hadden de ontwikkelingen op aarde tot die tijd met grote belangstelling gevolgd. Uniek voor de aarde was dat het leven (en dus het bewustzijn erachter) zich volstrekt vrij kon ontwikkelen. De diversiteit en rijkdom aan vormen vervulden deze galactische toeschouwers met verwondering en interesse. Zij voelden dat hier iets bijzonders gaande was.

De buitenaardse intelligenties waarover wij nu spreken, waren qua leeftijdsfase ‘volwassen zielen’, een stuk ouder dan de aardezielen en in de bloeitijd van hun egofase. Zij hadden een meer dan vrijblijvende interesse in de zich ontwikkelende mens. Zij zagen hierin een kans om hun eigen macht te vergroten. Omdat de ontwikkeling van de aardezielen in het menselijk lichaam nog in vele opzichten open lag, achtten zij het mogelijk de vorming van het menswezen mede te bepalen.

De aardezielen, die vanwege het zich ontwikkelende egobewustzijn open stonden voor meerdere invloeden, raakten onder de invloed van die buitenaardse rassen. Je kunt rustig zeggen dat er tussen die galactische stelsels een oorlog woedde om de mens. Elk stelsel wilde zoveel mogelijk aspecten van zichzelf vertegenwoordigd zien in de mens. Dit gaf hen de mogelijkheid om via de mens hun invloed voort te zetten op gebieden die normalerwijs niet bereikbaar waren voor hen.

De mens dreigde na verloop van tijd een marionet te worden van deze buitenaardse indringers. Het eigen prille bewustzijn van de aardezielen sneuvelde bijna onder de invasie van buitenaardse invloeden. Toch was deze invasie mogelijk geworden door een verandering in het bewustzijn van de aardezielen zelf. Zij trokken deze werkelijkheid aan, in de zin dat het gelijke het gelijke aantrekt. De egokrachten in het ontwakend bewustzijn van de aardezielen trokken egokrachten van buiten aan; zij maakten het mogelijk dat de buitenaardse egokrachten hun invloed konden gaan laten gelden. Deze galactische stelsels opereerden qua bewustzijnsniveau immers ook op het vlak van het ego, zij het dat hun technologische mogelijkheden veruit superieur waren. Hun motieven waren echter ingegeven door de typisch egomatige behoefte aan verovering en controle.

Wat de technologie betreft die zij gebruikten om de mens te beïnvloeden, moet je denken aan vormen van mind control: geestelijke manipulatie door middel van hypnotische suggesties. Stel je voor dat het menselijk energieveld waarin de aardezielen zich manifesteerden nog niet helemaal was afgebakend. Stel je voor dat er onregelmatige en aftastende trillingen vanuit gingen, die van buitenaf konden worden ingekapseld in bepaalde kaders of ‘bandbreedtes’ van ervaring. Zo werd er veel angst en autoriteitsgevoeligheid ‘afgedrukt’ in het menselijk bewustzijn, zodat de galactische heersers hun macht en controle konden uitoefenen op de aardezielen.

Het prille en ongevormde bewustzijn van de aardezielen was niet opgewassen tegen de verfijnde methoden van mind control die door de galactische rijken werden toegepast. Hun bewustzijn werd de gevangene van deze ‘hersenspoeling’. Je kunt je deze het beste voorstellen als een geestelijke dwangbuis die tot op het niveau van de lichaamsprocessen zijn uitwerking heeft. Dat betekende onder andere dat de werking van de menselijke hersenen werd beperkt in haar mogelijkheden door deze buitenaardse ingrepen.

De galactische strijders drukten hun vormen of energieën af in de mens, maar zij konden de aardezielen niet werkelijk hun vrijheid ontnemen. Hoe massief de invloed van buitenaardse, externe krachten ook was, de godvonk in het individuele zielebewustzijn bleef onverwoestbaar. Ziele-energie kan niet worden vernietigd, ze kan wel voor lange tijd versluierd worden. Hiermee hangt samen dat ego-krachten niet werkelijk scheppend of vernietigend kunnen zijn. Ze kunnen alleen stofwolken genereren die de godvonk versluieren of tijdelijk helemaal verbergen. Ego-krachten werken in en met het domein van illusie en onwetendheid. Deze vormen hun middelen om te creëren.

De aanval op de aardezielen bracht niet alleen duisternis. Het zou ook het begin inluiden van een verschuiving in het bewustzijn van de galactische strijders. Een verschuiving naar het volgende stadium van bewustzijnsgroei: de fase van verlichting of ‘tweede onschuld’.


De galactische herkomst van de lichtwerkers

Wij willen nu ingaan op het aandeel van de lichtwerkers in deze geschiedenis. Wat jullie ‘lichtwerkers’ noemen is een groep zielen die vele levens achter de rug heeft op andere planeten dan de aarde. De lichtwerkers maakten deel uit van de hierboven beschreven geschiedenis van strijd en oorlog. Zij deden daar zelf aan mee.

De lichtwerkerzielen zijn medescheppers van de huidige mens op aarde. In deze donkere periode in hun verleden, waren zij erop gericht de menselijke natuur zo te sturen en te vormen, dat het menswezen dat geschapen werd in staat zou zijn hen te voorzien van bepaalde informatie. Het ging hier om informatie van ‘andere werkelijkheden’. Jullie wilden mensen uitsturen naar andere delen in het heelal via een soort ruimteschepen en hen gebruiken als doorgevers van kennis en informatie.

Ten tijde van de Cro-Magnonmens hebben jullie (lichtwerkers) genetisch ingegrepen in de natuurlijke mens zoals die toen bezig was zich te ontwikkelen. ‘Genetisch ingegrepen’ moet je hier opvatten als een ‘top-down’-proces van manipulatie: bewustzijn dat bepaalde vormen afdrukt in het menselijk organisme, dat zich tot op cellulair niveau daarnaar schikt. Het gevolg van deze ingreep was dat er in de Cro-Magnonmens een bijna robotachtig, mechanisch element werd ingebracht, dat hem een deel van zijn eigen kracht en bewustzijn ontnam, en dat hem beter liet functioneren als instrument voor jullie doeleinden. Er werd als het ware een kunstmatig implantaat ingebracht. Dit implantaat beperkte de vrijheid van de mens en zorgde ervoor dat hij beperkt werd in zijn ontplooiing, ook fysiek (in het bijzonder de hersenen).

In hun ingrijpen respecteerden de lichtwerkers niet de natuurlijke gang van het zich ontwikkelende leven. Zij respecteerden de integriteit van de zielen in de aapmensen niet. Op een bepaalde manier ontnamen zij hen hun vrije wil. In wezen kan dat niet, want de vrije wil kan niet teniet worden gedaan door krachten van buiten. Maar jullie waren veel machtiger en technologisch vaardiger, en de aapmensen waren zich nog niet echt bewust van hun vrije wil, dus jullie konden hen tot op grote hoogte manipuleren. In jullie benadering van de menswezens beschouwden jullie hen eigenlijk als een soort mechanieken. Jullie waren er in jullie bewustzijn nog niet aan toe het leven op zich te respecteren, in welke vorm het zich ook uitdrukt.

Hiermee spreken wij geen oordeel uit over deze donkere episode. Wij zijn één en ik ben zelf deel geweest van deze ontwikkelingsweg, niks ‘menselijks’ is mij vreemd. Op een niveau waarvan geen van ons toen de reikwijdte kon bevroeden, had dit hele vormingsproces van de mens, waaraan zoveel galactische invloeden schijnbaar op negatieve wijze bijdroegen, een diepere betekenis. Die was erin gelegen dat zoveel mogelijk aspecten van deze buitenaardse ‘rassen’ zich konden afdrukken in het mensenras, zodat deze aspecten, in plaats van met elkaar te strijden, zich op den duur gedwongen zouden zien zich te verenigen. De aarde is een smeltkroes van invloeden. De uiteindelijke bedoeling daarvan is: vreedzame coëxistentie van energieën die tevoren gedurende lange tijd met elkaar hadden gestreden op intergalactisch niveau.

In de strijd tussen de galactische rijken – voordat de mens ten tonele kwam - was er op een bepaalde manier een impasse ontstaan. De partijen bleven elkaar bestrijden, met nu eens een winnaar aan de ene zijde en dan weer een winnaar aan de andere kant. In dit proces trad na verloop van tijd geen vernieuwing meer op; het werd een herhaling van zetten. De aarde en de zich ontwikkelende mens boden uitzicht op iets nieuws, op een nieuwe mogelijkheid. De meeste galactische strijders die zich gretig op de mens stortten en hem naar hun hand trachtten te zetten, waren zich geheel niet bewust van deze dieperliggende bedoeling. Zij werden geleid door egocentrische doelen.

Deze egocentrische motivatie bleef gedurende lange tijd bestaan, ook tijdens het experiment met de zich ontwikkelende mensheid. Toch veranderde de vorming van de mens op aarde iets in het galactische bewustzijn. Langzamerhand ging een deel van de strijders steeds meer de rol van toeschouwer spelen. Het strijdtoneel had zich verplaatst naar de aarde, en hoewel zij nog steeds actief hun invloed lieten gelden, ook nog lang nadat de mens was uitgevormd, kregen zij toch meer afstand tot het geheel. Zij begonnen geleidelijk aan in hun wezen een zekere moeheid te ervaren, een moeheid ten opzichte van het eindeloze vechten. Langzamerhand ontwaakte er in hun bewustzijn een bepaalde ruimte, de ruimte voor iets anders dan strijden en vechten.

Het einde van de egofase van de lichtwerkers

De lichtwerkerzielen onder de galactische strijders waren aan het einde van hun egofase gekomen. Zij hadden deze energie (onbewust) overgeheveld naar de aarde, naar een locatie waar die energie op dat moment energetisch welkom was. De mensheid verkeerde op dat moment aan het begin van haar egofase. Voor de galactische strijders trad nu een periode van bezinning in. Zij stonden aan het begin van een evolutie, die wij als volgt kunnen beschrijven:

1

onbevredigd zijn door de werkzaamheid van een louter egogebaseerd bewustzijn, verlangen naar ‘iets anders’: het begin van het einde

2

bewustwording van je bindingen met het egobewustzijn; herkennen en geleidelijk aan loslaten van de daarmee gepaard gaande energieën (emoties, gedachten): het midden van het einde

3

sterven ten opzichte van de oude egogebaseerde energieën, je cocon afwerpen, je nieuwe zelf worden: het einde van het einde

4

het ontwaken en opbloeien van een hartgedragen bewustzijn, gebaseerd op liefde en vrijheid; anderen helpen met de overgang

Deze evolutie beschrijft de overgang van een egogebaseerd bewustzijn naar een hartgedragen bewustzijn. Wij zouden meer of minder fasen kunnen onderscheiden dan deze, maar we kiezen deze indeling omdat ze vier duidelijk herkenbare stappen bevat. Wat van belang is te onthouden bij dit schema, is dat zowel de aarde, als de mensheid, als de galactische rijken, deze bewustzijnsfasen doormaken, alleen niet gelijktijdig.

De aarde is nu bezig fase 3 af te sluiten. Velen van jullie (lichtwerkers) zitten eveneens in de overgang van 3 naar 4. Er zijn ook grote delen van de mensheid die zich niet willen losmaken van een egogebaseerd bewustzijn. Zij zijn nog niet in fase 1 beland. Begrijp goed dat hier geen oordeel aan vast zit. Het is ook niet iets om je over druk te maken of treurnis over te voelen. Zie het eerder als een natuurlijk proces, zoals de groei van een plant. Je veroordeelt een bloem ook niet omdat die nog niet zo ver uit de knop is als een ander. Probeer het in dit licht te zien.

Het vellen van morele oordelen over de destructieve krachten van het egogebaseerde bewustzijn in jullie wereld, verzwakt je eigen kracht en het berust op onbegrip. Het verzwakt je eigen kracht omdat je je emotioneel opwindt (boos of bezorgd maakt). Vaak wordt die opwinding en verontwaardiging veroorzaakt door losse nieuwsfragmenten die de media jullie voorschotelt. Deze laten echter meestal alleen oppervlakteverschijnselen zien, niet de diepere onderstromen. Die emotionele opwinding is niet constructief, want je kunt haar niet omzetten in concrete positieve energie; je eigen energieniveau wordt er integendeel door naar beneden gehaald.

Het heeft geen zin om zielen, die zich goed voelen in de egogebaseerde bewustzijnswerkelijkheid, te willen veranderen of te ‘helpen’. Zij hebben jullie hulp niet nodig, want ze hebben geen hulpvraag. Zo simpel ligt dat. In hun bewustzijn ligt (nog) geen aanknopingspunt waardoor het ontvankelijk is voor de energieën die in jullie hart opbloeien. Jullie willen graag geven, maar vergeten daarbij wel eens jullie onderscheidingsvermogen te gebruiken. Dat leidt tot een verspilling van energie die vaak resulteert in zelftwijfel.

Wat het thema ‘helpen’ betreft, dat voor lichtwerkers een grote rol speelt in hun gevoelsleven, zullen we hieronder dieper ingaan op de talrijke valkuilen die het ‘helpinstinct’ met zich meebrengt. Het verkeerd begrijpen van wat ‘helpen’ inhoudt, vormt tragisch genoeg één van de voornaamste redenen waarom veel lichtwerkers fase 3 niet werkelijk kunnen afsluiten.

Wij willen nu eerst verder gaan met ons verhaal en daarmee ook ingaan op de herkomst van dit ‘helpinstinct’. Zoals gezegd zijn lichtwerkers afkomstig van sterrenstelsels die de mensheid beïnvloedden ten tijde van haar vorming. Toen jullie in de ‘toeschouwerfase’ terecht kwamen, raakten jullie uitgeput van het strijden om een macht die louter resulteerde in ’lege dominantie’: een vorm van onderwerping waarbij je de ander ontdoet van zijn eigenheid, zijn individualiteit, en hem omvormt naar jouw beeld. Deze vorm van omgaan met ‘het andere’ leidde niet tot verandering, maar maakte van jullie werkelijkheid een statische, voorspelbare realiteit. Toen jullie de leegheid hiervan gingen ervaren, ontstond er in jullie bewustzijn een opening naar meer licht. Een verlangen naar ‘iets anders’.

Jullie hadden fase 1 van de overgang naar een hartgecentreerd bewustzijn doorlopen. De ego-krachten in jullie wezen, die eonen lang vrij spel hadden gekregen, kwamen tot rust en er kwam ruimte voor iets anders. In jullie harten ontkiemde iets, een subtiele energie, een tere bloem. Moegestreden als jullie waren, waren jullie ontvankelijk voor deze energie en herkenden jullie haar als ‘het verlangen naar huis’. Dit ‘verlangen naar huis’, dit heimwee, hadden jullie helemaal vanaf het begin van jullie schepping met je meegedragen.

Net als de aardezielen hadden jullie ooit een oceanische eenheidstoestand gekend, waaruit geleidelijk individuele bewustzijnsvormen waren ontstaan. Daaruit waren jullie langzaam naar buiten getreden, met een grote drang naar exploratie en een vaag gemis, een heimwee naar die oertoestand van versmolten zijn met het geheel. Toen jullie eenmaal in de fase belandden dat jullie kennis maakten met de bewustzijnswerkelijkheid van het ego - een vast stadium in elke bewustzijnsontwikkeling - knaagde het gemis nog steeds aan jullie. Jullie besloten het toen over een andere boeg te gooien. Jullie gingen proberen dit vacuüm op te vullen met macht en zochten vervulling in de energie van winnen en veroveren.

Macht is in wezen de energie die het verste afstaat van eenheid. Door macht uit te oefenen, scheidt je jezelf af, je onderscheidt je van een ander. Door macht na te streven, raakten jullie nog verder af van dat thuisgevoel, dat eenheidsbewustzijn. Maar dit bleef lange tijd voor jullie versluierd, omdat macht sterk verbonden is met illusie. Macht kan haar ware aard gemakkelijk verbergen voor een naïef en onbeproefd bewustzijn. Macht creëert de illusie van rijkdom, vervulling, erkenning, ja zelfs liefde. De egofase is een onbeperkte verkenning van het terrein van macht: winnen, verliezen, veroveren, strijden, dader én slachtoffer zijn.

Innerlijk treedt er in deze fase een bepaalde verscheurdheid op in de ziel. De egofase vormt een grote aanslag op de integriteit van de ziel. Met integriteit wordt hier bedoeld: innerlijke eenheid en heelheid van het bewustzijn. Met de intrede van het egobewustzijn raakt de ziel innerlijk diep verdeeld of gespleten. Zij raakt haar onschuld kwijt. De ziel weet innerlijk dat zij ‘fout zit’ wanneer zij andere levende wezens schade toebrengt of vernietigt. Zij zit niet fout ten opzichte van één of andere objectieve wet of rechter die over haar oordeelt. Zij voelt innerlijk (onbewust) aan dat de destructieve kant van het machtsstreven gepaard gaat met een grote minachting voor het leven, het leven waarvan zij zelf voortbrengster én vrucht is. Zij voelt dus diep in haar innerlijk dat zij iets tegenstrijdigs doet, iets dat in strijd is met haar eigen diepste goddelijke kern. Die diepste goddelijke kern is scheppend en levengevend. Wanneer de ziel een tijdlang opereert vanuit het streven om persoonlijke macht te vergroten, ontstaat er diep van binnen en zonder dat zij zich hiervan bewust is een schuldgevoel. Er is geen instantie buiten de ziel die schuld aan haar toekent. Het is de ziel zelf die ergens het besef heeft haar onschuld te verliezen, in het spel van veroveren en onderwerpen, winnen en verliezen. Er is daarom sprake van een groeiend gevoel van onwaardig zijn, dat de ziel bekruipt wanneer zij de egokrachten in zich ontplooit.

De egofase is een noodzakelijke stap in de vorming van een volledig ik-bewustzijn. Zij vertegenwoordigt eigenlijk de fase van het doorleven van één aspect van dit bewustzijn, de wil, in al haar facetten. Aan het eind van deze ontwikkeling zijn deze facetten allemaal beleefd, en kan het brandpunt van het bewustzijn langzaam verschuiven naar het hart. Hierbij is het niet de bedoeling dat het ego of de persoonlijke wil worden overwonnen of vernietigd, maar dat zij het natuurlijke verlengstuk worden van het hart, van het verlangen naar liefde en eenheid. De energie die in de wil zetelt, accepteert dan vrijwillig en op basis van een door ervaring geschraagd weten het hart als haar leidsvrouw.

Toen de lichtwerkers in fase 2 belandden van de overgang van egogebaseerd naar hartgedragen bewustzijn, ontstond in een deel van hen het oprechte verlangen goed te maken wat zij op aarde hadden misdaan. Zij zagen in dat zij het leven onrecht hadden gedaan, dat zij het zich spontaan ontwikkelende bewustzijn op aarde aan banden hadden gelegd en hadden beperkt in haar ontplooiing. Zij wilden de mens bevrijden van deze banden van angst en onvrijheid, die veel duisternis hadden voortgebracht, en zij voelden dat zij deze taak het beste konden volbrengen door zélf te incarneren in mensenlichamen, op aarde.

De lichtwerkers incarneerden dus in mensenlichamen, die deels door henzelf waren gecreëerd, om van binnenuit te transformeren wat zijzelf hadden geschapen.

De zielen die met deze missie naar de aarde kwamen, stelden zich tot doel het licht weer te ontsteken in hun eigen (gemanipuleerde) creaties. Zij deden dit vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel, en ook vanuit een weten dat zij deze karmische last op zich moesten nemen, om werkelijk innerlijk vrij te worden van hun verleden.



© Pamela Kribbe
www.pamela-kribbe.nl


Deze channeling is afkomstig uit het boek 'Gesprekken met Jeshua' van Pamela Kribbe. Voor meer informatie over dit boek of om te bestellen, klik op het plaatje:


 

 
>



Lijn in regenboogkleuren